In de serie Deelmobiliteit van 0 tot nu schetsen we de ontwikkeling van deelmobiliteit in Nederland met collega’s, partners en opdrachtgevers. We belichten onze initiatieven, opdrachten en ervaringen en werken zo met u toe naar onze visie op de samenhang tussen deelmobiliteit en binnenstedelijke (gebieds)ontwikkelingen.
‘Hub’ is een modewoord geworden en veel gemeenten, provincies en regio’s denken na over of maken al werk van een hub of een netwerk daarvan. Een mobiliteitshub is een plek waarde overstap kan worden gemaakt op verschillende vervoermiddelen die hier samenkomen (zoals deel (e-bikes), deelauto’s, OV, fiets, auto) en waar afhankelijk van de plek ook ondersteunende voorzieningen zijn. Hubs versterkende kernfunctie van de gemeente, creëren nabijheid voor de gebruiker en een hub bundelt verschillende (mobiliteits)diensten. Zo leveren ze onder andere een bijdrage aan de bereikbaarheid, leefbaarheid en efficiënt ruimtegebruik.
Wat Peter Krumm en Micha Sijtsma – beide mobiliteitsadviseurs bij APPM – betreft, begint het hub-denken met het stellen van de goede vragen. En dan juist díe vragen die eigenlijk nooit gesteld worden. Een hub kán een oplossing zijn, maar is vooral een middel en geen doel op zich. Bovendien is de ene hub de andere niet. Het is verstandig om eerst stil te staan bij het ‘waarom’ en ‘voor wie’ je mobiliteit wilt organiseren en niet direct te gaan zoeken naar locaties waar je een vooraf vormgegeven concept kunt uitrollen. Peter en Micha ontwikkelden ‘Hulp bij hubs’, het Keuzemodel hubs dat helpt om de goede vragen te stellen.
Micha: “Je ziet dat een landelijk en stedelijk mobiliteitsysteem vaak communicerende vaten zijn. Als je bijvoorbeeld in de stad inzet op een autoluwe binnenstad dan heeft dat ook effect op het landelijk gebied. Hubs in stedelijk gebied zijn er vaak op gericht de bereikbaarheid te verbeteren door mensen een alternatief voor de auto te bieden op locaties waar de ruimte schaars is. En hubs in landelijk gebied kunnen vooral de keuzemogelijkheid en leefkwaliteit vergroten, doordat ze in een alternatief of een aanvulling op de eigen vervoersmiddelen voorzien. Daarvoor geldt: hoe landelijker, hoe beter zicht je moet hebben op de doelgroep, omdat die vaak zo specifiek is. Hubs in landelijk gebied zijn op het eerste gezicht ook minder vanzelfsprekend dan die in stedelijk gebied, dus zou je hier extra goed moeten nadenken welk doel je voor ogen hebt met de hub op een bepaalde locatie."
Peter: “Het begint altijd bij het formuleren van de precieze aanleiding en de bredere doelstelling. Dat doe je niet enkel op hub-niveau. Richt je daarbij met name ook op het netwerk en kijk naar (huidige en gewenste) vervoersstromen. Immers, je moet je wel richten op een oplossing voor een bestaand of toekomstig vraagstuk. Niet zoeken naar een probleem dat bij je oplossing past. Met de vragen die we vanuit APPM stellen, zijn we dan ook altijd op zoek naar de achterliggende drijfveren of opgaven. Dat betekent dat we meestal diep onder de ijsberg moeten duiken en hier echt even de tijd voor nemen."
Micha: “Voor overheden en andere initiatiefnemers hebben we als APPM een Keuzemodel hubs gemaakt. Deze bestaat uit een aantal essentiële vragen die aan het hub-denken vooraf gaan. Denk aan:
Peter: “En dan ook heel belangrijk: denk verder dan die enkele hub! Zo zullen hubs buiten de stad, aan de randen of in het landelijk gebied, een belangrijke rol (kunnen) vervullen voor het functioneren van een hub of beleidsdoelstelling in stedelijk gebied (bijv. het autoluw maken van de binnenstad). Waarschijnlijk zijn die zelfs essentieel om oplossingen voor het stedelijk gebied te laten slagen. Beschouw elke hub dus vanuit zijn rol in het netwerk, want zo benoem je het type/karakter ervan en vervolgens ga je pas over tot invulling. Op die manier voorkom je dat je ook een parkeerterrein met drie deelauto’s beschouwt als een hub."
Micha: “Bovendien wil je het ook aan de randen van de stad goed geregeld hebben. En voorkomen dat het landelijk gebied het afvoerputje wordt van alles wat in de stad niet meer kan. We zien een belangrijke regierol voor de overheid, om ervoor te zorgen dat ze nadenken over het samenhangende hubnetwerk waarmee de ketenreis geoptimaliseerd kan worden. Op welke plekken wil ik graag deelmobiliteit (laten) aanbieden en wat zijn daarbij de doelgroepen en de toegevoegde waarde? Mensen die niet meer met de auto de stad in kunnen of willen, kan bij een mobiliteitshub aan de rand van de stad een goede overstap worden geboden op OV of een deelfiets. En een hub buiten de stad voorziet ook in de verbinding met het landelijk gebied voor reizigers uit de stad. Zo ontstaat een samenhangend netwerk van hubs waar stad en buitengebied elkaar versterken.
Dit vraagt om goede afstemming: je hebt elkaar echt nodig! We leven in een heel andere tijd dan 20 jaar geleden. De ruimte is schaars en de opgaven complexer. Op het moment dat steeds meer marktpartijen zelf initiatief nemen op het gebied van mobiliteit (bijv. in het aanbieden van deelmobiliteit) en veel projecten op een meer ‘organische’ manier tot stand komen, moet de overheid strategisch blijven nadenken over de waarde van het mobiliteitsnetwerk en de rol die ze bij de aanleg en exploitatie van hubs voor zichzelf zien. Zo zijn ze beter in staat om de initiatieven uit de markt op waarde te schatten en indien mogelijk te faciliteren. Een duidelijke visie helpt om elke schakel beter te duiden en te komen tot de juiste invulling. Zo’n visie op mobiliteitshubs in een groter netwerk is er echter nog veel te weinig. Dit is wat ons betreft de volgende stap in het verder inbedden van deelmobiliteit in ons daily urban system."
We gaan graag het gesprek aan! Neem contact op met: