Stationsgebieden zijn in toenemende mate ontwikkelingsgebieden waar veel samen komt. De ambities zijn hoog, ruimte en middelen over het algemeen beperkt en er spelen uiteenlopende opgaven en belangen. Kortom, integrale stationsgebieden kenmerken zich door toenemende complexiteit en uitdagingen. Hoe realiseer je ondanks de uitdagingen toch een aantrekkelijk gebied en succesvolle OV-knoop? Wat komt daarbij kijken en hoe pak je dat aan?
Een ingewikkeld vraagstuk, waar APPM zich dagelijks mee bezig houdt, samen met vakgenoten uit heel Nederland. Onlangs organiseerde APPM een inspiratiesessie met samenwerkingspartners en vakgenoten. In dit artikel gaan we – in het verlengde van die inspiratie – in op drie perspectieven: De ideale stationsomgeving, werken met ontwikkelmodellen en bouwen aan een effectieve samenwerking.
Voorheen waren stations vooral station. Inmiddels zijn stationsgebieden veel meer dan mobiliteitsknopen. Het station wordt in toenemende mate vervlochten met een gemengd woon-, werk- en voorzieningenprogramma. Het zijn prettige, schone en veilige plekken om tijd door te brengen, waarbij de ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol speelt. Daarnaast heeft het stationsgebied ook een belangrijke rol in de positionering en de identiteit van de stad, denk bijvoorbeeld aan het beeldbepalende station Rotterdam Centraal.
De vraag is in hoeverre gesproken kan worden over ‘de’ ideale stationsomgeving. Elke stationsomgeving is uniek. Het heeft verschillende typen reizigers en gebruikers, ligt in een specifieke omgeving met een unieke geschiedenis en kent een eigen maat en schaal.
Ruimtelijk-functionele analyses en verdiepende gesprekken met diverse stakeholders zijn nodig om de kernwaarden te identificeren en deze vervolgens ruimtelijk en programmatisch uit te werken. Jeroen van Schooten (TeamV Architecture) formuleert het als volgt: “In stationsgebieden wordt wachten verblijven”. Andries Geerse (WeLoveTheCity) legt nadrukkelijk de koppeling met de geest van de stad: “Het ideale station verbindt de genius loci (de spirit van een plek) aan nieuwe oplossingen die nodig zijn om onze stationsgebieden levendig, groen en veilig te houden.”
Daarnaast is de ruimtelijke kwaliteit onderhevig aan nieuwe trends en ontwikkelingen. Dit betekent dat voldoende flexibiliteit geborgd moet zijn en het ruimtelijk ontwerp kan meegroeien met de wijzigende (reizigers)behoeften. De in hoog tempo toegenomen populariteit van deel-/OV-fietsen is hier een mooi voorbeeld van. Dit heeft de voorbije vijftien jaar een enorme vlucht genomen en is inmiddels niet meer weg te denken uit het stationslandschap. Dat zelfde geldt voor de opkomst van allerlei speciale fietsen die een eigen stallingsbehoefte hebben. In een ideale stationsomgeving wordt ook daar rekening mee gehouden.
Volgens Andries Geerse (WeLoveTheCity) werd de afgelopen decennia regelmatig overwogen om de ruimte voor fietsparkeervoorzieningen te verminderen, terwijl inmiddels blijkt dat er juist meer ruimte nodig is. Met die ervaring beveelt hij aan: “Ruimte laten om stations is noodzakelijk om toekomstige onvoorziene ontwikkeling op te vangen.”
Om tot een toekomstbestendig plan te komen, is het belangrijk om alle opgaven en belangen op de juiste manier een plek te geven in het toekomstige stationsgebied. Bij het ontwerpen van een toekomstvast station werkt het goed om met zogenaamde ‘ontwikkelmodellen’ te werken. In deze ontwikkelmodellen krijgen alle bouwstenen van een toekomstig station een plekje. Daarbij gaat het om bouwstenen als de perronconfiguratie, de transfervoorzieningen, de stationshal, de fietsenstalling, het busstation, de logistieke ruimten, de K+R en de plek voor trein vervangend vervoer.
Ook in Eindhoven zijn al diverse lessen geleerd als het gaat om het bouwen aan een effectief ontwikkelmodel. Robbert de Mug (programmamanager gemeente Eindhoven) deelde zijn ervaring: “In Eindhoven komen veel ‘ruimtevragers’ samen in een hele kleine ruimte in het hart van de stad. Uit een studie naar allerlei modellen werd al snel duidelijk dat een busstation onder de grond veel ruimte schept voor andere functies op maaiveld. Momenteel wordt er in het verlengde van deze zoekrichting gezocht naar de optimale variant. Daarbij is de interactie met het vastgoedprogramma op en rond het station een belangrijk aandachtspunt.”
Om tot een toekomstbestendig stationsplan te komen, is – naast de inhoud – een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen minstens zo belangrijk. Daarbij is het van belang om te zorgen voor een logische governance-structuur. Een logische governance-structuur biedt helderheid voor de betrokken overheden (gemeente, provincie, Rijk), de spoorse partijen, eigenaren, (toekomstige) gebruikers en andere belanghebbenden. Hiermee komen verschillende perspectieven en belangen op tafel. Van daaruit kan er samen gebouwd worden aan een gedragen plan voor de desbetreffende knoop. Door ervaringen vanuit verschillende ‘werelden’ uit te wisselen, leren we van elkaars lessen en kunnen we gezamenlijk werken aan een optimaal stationsgebied.
Huib van der Kolk (projectmanager gemeente Leiden) geeft aan dat ook bij de Leidse stationsomgeving diverse spelers betrokken zijn die allemaal een eigen belang en eigen wensenlijstje hebben: de gemeente, de provincie, NS, Prorail en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). “Om te komen tot een succesvolle samenwerking is het zaak om in een open samenwerking alle belangen serieus te nemen en samen op zoek te gaan naar een oplossing die hier recht aan doet. Houd de lijntjes kort en zorg dat je als projectleider enige mate van onafhankelijkheid kunt waarborgen.”
En uiteraard speelt de rol van de reiziger, inwoner en/of toekomstige gebruiker een fundamentele rol in het komen tot een toekomstbestendige knoop. Tegelijkertijd kan het best complex zijn om de juiste vorm hier voor te vinden.
In Eindhoven is bijvoorbeeld aan reizigers op het station gevraagd ‘wat zij zouden veranderen als ze de baas van het station zouden zijn’. Dit leverde waardevolle inzichten op voor de verdere uitwerking van de Knoop. Zo bleek uit reacties van de reizigers een sociaal veilig station en een groene stationsomgeving met stip op één te staan. Dat is dus iets waar bij het ontwerp van een nieuw station veel aandacht voor moet zijn.
In Leiden heeft Huib van der Kolk (projectmanager gemeente Leiden) ervaring met een andere, unieke vorm van participatie: “Naast de formele partijen is de omgeving vanzelfsprekend ook een belangrijke stakeholder. In Leiden heeft men er onder andere voor gekozen om – in aanvulling op de ‘usual suspects’ – een burgerraad te raadplegen, bestaande uit een gevarieerde mix van mensen. Dit levert verfrissende standpunten en ideeën op én geeft mensen het gevoel dat er naar ze geluisterd wordt: een voorwaarde voor draagvlak uit de omgeving.”
Het geheim om te komen tot zowel een toekomstbestendige als een gedragen stationsomgeving zijn de mensen. Het zijn uiteindelijk mensen die het verschil maken én er straks gebruik van moeten maken. Dit betekent dat investeren in een langdurige en goede samenwerking van groot belang is. Daarbij zijn onderlinge relaties en een langjarig stabiel projectteam cruciaal. Maar ook bij het ruimtelijk ontwerp maakt oog voor de menselijke maat uiteindelijk het verschil. Zo geeft Pepijn van Wijmen (APPM) aan dat: “Succesvolle stationsgebieden alleen in een plezierige samenwerking met alle partners tot stand komen. Het is en blijft mensenwerk!”.
[Dit artikel is ook verschenen in het magazine Stationslocaties Nederland 2024/2025]
We gaan graag het gesprek aan! Neem contact op met:
We gaan graag het gesprek aan! Neem contact op met: